Dit keer liep ik niet op mijn oude hardloopschoenen waar geen demping meer in zat. Met als gevolg een knieblessure. Dat zou mij niet meer overkomen, dus liep ik trouw op mijn favoriete Brooks hardloopschoenen. Het was al mijn derde paar. Het eerste paar was wit met lichtblauwe veters. Daar liep ik nog heel lang op, terwijl ik al heel wat vrouwen voorbij zag komen hardloopschoenen met veel roze. Die wilde ik ook wel, maar goed de pasvorm stond voorop. Ik had geen zin in weer een blessure. Toen ik aan mijn tweede paar toe was, mocht ik ook met roze hardloopschoenen rondlopen. En het derde paar was ook vrolijk gekleurd. Nu kon er echt niets meer fout gaan. Goede schoenen die er ook nog eens leuk uitzien. Goed voorbereid.
Ik sta aan de start van de 10km. Ik had best goed getraind. Elke zondag liep ik trouw een ronde in de Loonse en Drunense duinen met mijn loopgroep. En ook op woensdagochtend trok ik met regelmaat mijn hardloopschoenen aan. Die 10km kan ik wel. Waarschijnlijk niet in een PR-tijd, maar ruim onder het uur moet mogelijk zijn.
Het is die dag warm – 25 graden in september – maar we hadden de hele zomer in 30 graden getraind, dus ook dat zie ik niet als een probleem. En ik heb net nog een banaan op voor extra energie. Ik zie het positief in. En ondanks de gezonde spanning, heb ik er zin in.
Het startschot. Daar ga ik. Door de straten van Tilburg. De eerste kilometer zit erop. Het gaat goed. Ik doe nog even mijn knot goed, want die is los geschoten. De tweede kilometer komt ook in zicht. Ik zie andere lopers water pakken bij de drinkpost. Ik loop door. Ik heb geen water nodig, denk ik dan nog. Na 3 km voel ik dat het wat zwaarder wordt. Ik pep mezelf op. En als ik door de speaker hoor dat ik we bijna op de helft zijn, passeer ik het 4 km-bordje. Het gaat nu toch wel wat zwaarder dan gedacht. Ik pak de spons aan en knijp deze uit boven mijn hoofd. Even frist het me op. Ik passeer de 5 km en zie dat ik achter loop op schema. Ik krijg moeite met ademhalen. Ik laat mijn streeftijd los. Alles is nu gericht op volhouden.
Ik voel me echt niet goed en snap niet waarom het zo slecht gaat. Ik zie vrouwen om me heen wandelen en even flitst het door mijn hoofd dat ik ook moet gaan wandelen. Misschien moet ik zelfs stoppen, fluistert een stem. Ik voel kippenvel en kijk naar mijn arm om mijn gevoel bevestigt te zien. Dit is niet goed, weet ik. Ik moet stoppen. Maar mijn benen lopen door. Ik denk aan lang geleden, toen ik een wedstrijd zwom en dacht dat het heel slecht ging. Ik stopte halverwege de wedstrijd. Achteraf hoorde ik dat ik heel hard zwom en op schema lag om een limiet voor een belangrijke wedstrijd te halen. Toen nam ik me voor om nooit meer te stoppen tijdens een wedstrijd. Opgeven is geen optie, zeg ik tegen mezelf. Ik kom langs een waterpost. Pak een bekertje aan en krijg het met moeite naar binnen, mijn handen trillen. Ik zie het bordje 7 km. Ik hoef alleen maar naar de finish te komen, dat is alles. Ik loop door.
Het volgende moment lig ik op de grond – 100 m voor de finish. Ik geef over. Het wordt zwart.
En het blijft heel lang zwart. Ik word wakker in een zwarte ruimte. Ik weet niet wat er is gebeurd. Ik weet niet waar ik ben. Ik kan niet terugkomen. Ik ben bang. Ik heb iets nodig om mijn aandacht op te focussen, dus ik zeg in mezelf: “Ik kan het. Ik kan het. Ik kan het.” Ik blijf het herhalen. Totdat ik langzaam mijn lichaam weer voel. Mijn handen kan bewegen. En het moment komt dat ik mijn ogen open. Ik lig op een brancard bij de EHBO-post. Mijn man staat naast me. In mijn hand zit een infuus.
Na een uur ben ik fit genoeg om naar huis te mogen. In een rolstoel word ik naar de auto gereden. De hele middag zit ik op de bank. De dagen erna slaap ik veel. En na 1 week ben ik weer de oude.
Wat is er gebeurd? Waarschijnlijk een combinatie van zonnesteek plus en te weinig gedronken. En een heel koppig hoofd dat niet naar de signalen van mijn lichaam luisterde. Ik wist heel goed dat ik moest stoppen. Dat het alles behalve goed ging. En dit keer lag het niet aan de schoenen. Het lag aan mijn oude overtuiging dat je vooral hard moet werken, moet doordrukken om iets te presteren.
Zo gaat dat met oude overtuigingen. Net als je denkt dat je ze hebt achtergelaten komen ze als een duveltje uit een doosje.
Dit artikel is geschreven in samenwerking met Sportshowroom.