Zaterdag 9 maart is mijn schoonvader overleden. Ik heb hem op een bijzondere manier mogen leren kennen. Want hij werkte altijd samen met mijn man op de kwekerij.
Laatst schreef ik een stuk over waar ik wel of niet over schrijf. (je leest het hier). Dit voelde voor mij als iets waar ik niet te uitgebreid over wil schrijven. Het voelt alsof alles wat ik erover schrijf, ik daarmee een deel het verhaal van een ander schrijf.
Waar ik wel graag iets over wil delen is over het bestaan van verdriet en vreugde naast elkaar. In tijden van verlies en rouw lijkt het alsof verdriet het enige is wat getoond mag worden of wat je mag voelen. Laat ik een voorbeeld noemen uit mijn jeugd. Toen ik 13 jaar was overleed mijn opa. Na de dienst en de begrafenis hadden we een samenzijn in een restaurant. Ineens kreeg ik een warm gevoel van alle mensen die daar waren en die het leven van mijn opa hadden herdacht. Ik dacht er toen aan dat ik het gezellig vond. En meteen toen die gedachte in me opkwam, voelde ik mezelf schuldig. Hoe kon ik het gezellig hebben terwijl mijn opa net overleden was? Ik moest verdriet hebben.
Nu weet ik dat vreugde en verdriet naast elkaar bestaan. Dat het niet is dat het verdriet verdwenen is als je toch even een vreugdemoment hebt. Zoals afgelopen dinsdag toen ik jarig was. Ik koffie ging drinken met een vriendin en door de bossen wandelden. Dat toen even de zon doorkwam en we de warmte ervan op ons gezicht voelde.