Sinds een paar weken gaat mijn zoontje voor de eerste keer naar school. De eerste 3 dagen vond hij geweldig. Vanaf dag 4 was het huilen.
Elke ochtend hetzelfde ritueel. Al voordat we naar school gaan begint hij met huilen. Hij wil niet, hij heeft buikpijn. Op school aangekomen begint het snikken bij het naderen van de klas weer. Ik moet mee de klas in en mag niet weg. “Mama, ik wil bij jou blijven.” Hij blijft het zeggen als de tranen over zijn wangen rollen. Ik zeg dat alle kindjes nu eenmaal naar school moeten, dat het even wennen is en dat het vanzelf wel goed komt.
Als ik naar buiten loop en door de raam kijk, zie ik hoe hij mijn gezicht zoekt. Ik zwaai heel blij en uitbundig. Hij kijkt met een pruilende lip en zwaait aarzelend terug.
Op weg naar huis zeg ik tegen mezelf dat school een goed iets is. Dat wij blij mogen zijn met dit goede onderwijs. Dat het helemaal niet iets is waar je om moet huilen. Het is juist leuk en goed.
Ik denk ook aan kindercoach Marga. Ze vertelt me dat je kind een spiegel voor je is. Ik vraag me af wat mijn zoontje mij wil laten zien. Ik kom er niet uit.
De weken gaan voorbij, het verdriet gaat niet over. Eigenlijk wordt het alleen maar erger. Mijn zoontje plast bijna elke avond in zijn bed. Terwijl hij al meer dan 1 jaar zindelijk is. Vaak slaapt hij nog gewoon door met een natte pyama aan. Hij is doodmoe.
Na weer een huilend kind te hebben afgeleverd op school zit ik rustig te werken. Ik word gebeld. Het is de juffrouw. Of ik mijn zoontje wil komen ophalen, hij is ziek. Ik vertel de juffrouw dat het niet zo is, dat verzint hij. Ze vraagt of ik toch wil komen omdat hij ontroostbaar is. Ik pak mijn spullen in en rijd naar school. De rest van de klas is buiten aan het spelen en mijn zoontje staat in de klas bij het raam. Zodra hij mij ziet komt er een brede glimlach op zijn gezicht en rent naar me toe. De juffrouw heeft nu ook door dat hij niet echt ziek is. En het is mij ineens volkomen duidelijk wat hij mij wil laten zien.
Hij loopt huppelend de school uit, mag voorin zitten en we gaan gauw naar huis. Thuis ligt hij bijna de hele middag voor de televisie, we gaan even naar de winkel om een surprise ei te kopen. Hij is vrolijk en opgelucht. Hij komt tot rust. Die avond blijft zijn bedje droog.
Ik ben zelf ook opgelucht. Alsof de druk van de ketel is. Het is oké om een dag vrij te nemen. Je hoeft niet altijd maar door te gaan. Het is prima om te luieren, om te snoepen om achterover te leunen.
Ik laat mijn overtuiging dat mijn kind elke dag naar school moet los. Dat schept ruimte.