Het stormt op zee. De golven zijn hoog, de stroming is sterk. Ik probeer koers te houden, maar de hevige deining maakt me onrustig. Dan zie ik een boei. Ik klamp me er aan vast. Ik kom op adem. Om niet veel later weer meegenomen te worden door de woeste zee. Alhoewel ik grote slokken zout water binnenkrijg, verdrink ik nooit. Het lukt me telkens om naar een nieuwe boei te komen. Ik verlang naar rustig vaarwater. Een rustige kalme zee met de schittering van de zon er op. Rustig voortgaan, zonder steeds kopje onder te gaan.
Dit is geen droom (of nachtmerrie?). Dit is hoe ik me voel, dit is hoe ik het ondernemerschap (of is het leven?) ervaar op dit moment. Dit maakt me onrustig, bang en onzeker. Tegelijkertijd weet ik dat dit de weg is en dat het goed is. Alhoewel ik contant de neiging heb om te ontsnappen, blijf ik doorgaan. Ik blijf zwemmen. En ik heb geluk. Vroeger was ik wedstrijdzwemmer, dus ik houd het heel lang vol.