In januari ben ik begonnen aan mijn tweede boek. Dat schrijven niet altijd vanzelf gaat, ervaar ik nu. Toen ik in 2016 begon met het schrijven van mijn persoonlijk verhaal, vloeiden de woorden op papier. Het verhaal ontvouwde zich aan me. Alsof ik de woorden door me heen liet stromen.
Onbevangenheid. Beginnersgeluk. Schrijversflow. Wie zal het zeggen?
En nu? Nu heb ik een standaard voor mezelf gecreëerd waar ik aan moet voldoen. Nu heb ik verwachtingen.
Dat houdt me tegen. Dat blokkeert me.
Het zorgt er zelfs voor dat ik moeite heb met het schrijven van social media content. Terwijl ik dat altijd tussendoor deed en notitieboekjes vol had met bruikbare teksten. Nu heb ik nog steeds notitieboekjes vol, maar ik vind de teksten niet bruikbaar. Al bij het lezen ervan kraak ik ze af. Ze zullen het daglicht niet zien. Niet goed genoeg.
En zo zet ik mezelf vast. Want als er maar twee opties zijn: succes of falen, dan verlamt dat.
Dan is het makkelijker om niets te doen, om niet naar buiten te treden want dan kun je ook niet falen. Een strategie die ik vaak heb gebruikt.
Dat wil ik niet meer. Ik wil schrijven dat weet ik. En ik heb een nieuw verhaal dat ik wil delen. Niet op dezelfde manier als mijn roman, een andere – nog te ontdekken – manier. Daar mag ik ruimte voor laten ontstaan.
Stap voor stap. Door negatieve gedachten op te merken. Herkennen van de vervorming. Minder kritisch zijn naar mezelf.
Wat mij helpt is om mezelf af te vragen: hoe zou ik reageren als het op mijn dochter gaat? Dan komt de mildheid vanzelf. En ondertussen blijven schrijven op die ene schrijfdag in de week. Ook als het moeilijk is. Ook als ik denk dat ik het niet meer kan. Zelfs dan schrijf ik en zie waar het me brengt.