Vorig jaar maakte ik voor het eerst een jaaroverzicht. Het is me goed bevallen om op deze manier terug te kijken. Dit jaar houd ik het op twee delen (deel 1, deel 2).
Nadat ik 2015 had afgesloten zonder concreet plan, bleef er maar 1 ding over wat ik graag wilde doen. En dat was het schrijven van een boek. Het lukte me steeds beter om echt mezelf te zijn.
De eerste helft van het jaar stond voornamelijk in het teken van schrijven. En het was een hele kluif. Niet om er aan te beginnen. Dat deed ik veilig aan mijn bureau, achter een gesloten deur. Het was moeilijk om er voor uit te komen. Alsof ik me schaamde. Eigenlijk niet alsof, dat deed ik ook. Ik schaamde me dat ik geen mooi kantoor meer huurde. Dat ik geen nieuwe marketingprojecten meer aannam. Dat ik nauwelijks inkomen had. Dat ik deze kans gekregen had. Alsof ik het niet verdiend had. Alsof ik iets deed wat niet mocht. De vraag ‘Wat doe jij nu eigenlijk?’ probeerde ik altijd te vermijden, wat natuurlijk niet lukte.
Achter mijn computer verdwenen deze gevoelens al snel. Ik zat op mijn plek. Dit was mijn thuis. Hier hoorde ik. Het schrijven ging me verbazingwekkend goed af. Ik had geen motivatieproblemen. Ik zat niet naar een witte pagina te staren. Ik typte gewoon elke dag en het verhaal ontstond.
Het leek erop alsof ik definitief afscheid had genomen van het beeld dat ik van mezelf had. Dat bleek toch niet helemaal het geval. Een carrière maken in het bedrijfsleven, bleef me achtervolgen. Zelfs toen ik dacht dat ik het helemaal achter me had gelaten.
Ik was gewend om snel in iets nieuws te duiken, dan hoefde ik de pijn en het verdriet van het oude niet te ondergaan. Maar ik kon er niet aan ontsnappen. De pijn moest verwerkt worden. En rouwen hoort daarbij.
Mijn leven ging een andere kant op. Ik was alleen vergeten mee te gaan.