Of het nu gaat om werk, school, sociale activiteiten of sport (of moet ik EN zeggen?). Druk zijn lijkt de norm te zijn. Alsof druk zijn een statussymbool is.
Dit hoor ik zo vaak:
“Hoe gaat het?”
“Druk, druk, druk.”
Of nog erger. “Lekker druk, hè!”
Ik doe er zelf ook aan mee. En vraag me af waarom.
Ik wil het helemaal niet druk hebben. Als ik het druk heb, dan heb ik nergens aandacht voor. Dan rij ik na mijn werk langs Albert Heijn om een pizza te halen – en ben ik blij dat het een verse is – omdat ik geen puf heb om te koken.
Als ik het druk heb, snauw ik naar mijn kinderen omdat er niets meer bij kan in mijn hoofd.
Als ik het druk heb, is alles te veel. Is het antwoord op elke vraag die ik krijg automatisch NEE.
Als ik het druk heb, gaat mijn hart enorm te keer. Lukt het me niet om te lezen omdat mijn ogen vermoeid zijn. En word ik ’s nachts wakker met een zenuwachtig gevoel.
Hoe kan het dat we zo graag druk willen zijn? Ik wil zo niet leven en toch doe ik het. Ik wist het eigenlijk niet eens.
Toen ik een aantal jaren geleden ontslag had gekregen, fietste ik elke dag een rondje door de Loonse en Drunense duinen. Ik stopte bij een bankje en keek om me heen. Ik genoot van de uitgestrekte zandvlakte, de wolken in de lucht en van de stilte. Ik snapte niet waarom ik hier niet vaker kwam, terwijl ik op steenworp afstand woonde.
Juist, ik had het te druk.
P.S. De foto is genomen vanaf het bewuste bankje. Ik zit er tegenwoordig iets vaker, maar nog niet vaak genoeg.