Het maakt me boos. En ook een beetje verdrietig. Dat ik het niet kan. Dat het me niet lukt. Ik voel onrust als ik vrouwen hoor vertellen over hun carrière. Over hun hoge positie bij een gerenommeerd bedrijf. Over hun riante salarissen en uitstekende secundaire arbeidsvoorwaarden. Over de opleidingen die ze mogen volgen op kosten van de werkgever. Was ik ook niet een carrièremoeder?
Wat is er in de tussentijd met me gebeurd? Waarom ben ik niet meer een van hen? Waar ben ik van het pad geraakt? En waarom vecht ik daar zo hard tegen? Steeds vaker durf ik toe te geven dat ik niet terug wil naar zo’n carrière. Niet in loondienst, maar ook niet als freelancer. Een tijd lang hield ik de façade op. Even leek het erop dar de rol van de perfecte carrièremoeder me moeiteloos af ging. Aan de buitenkant tenminste. Van binnen was het onrustig. Het stormde er, Er was een strijd tussen wie ik ben en wie ik wil zijn.
Ik kan niet langer meer ontkennen dat ik wellicht niet die vrouw ben met die glansrijke carrière. Dat deed pijn. Schuld en schaamte namen bezit van me. Wie ben ik dan wel?
Misschien iemand met een verhaal. Een verhaal dat ik niet kwijt kan in een training. Omdat het verhaal veel dieper zit. Omdat het gaat over schaduw en licht. Ik bedenk dat het een soort van lesboek gaat worden. Maar als ik eenmaal aan het schrijven ben, ontvouwt het daadwerkelijk verhaal zich. En blijkt een lesboek helemaal niet de juiste vorm te zijn. En dan ben ik ineens een roman aan het schrijven.
Het staat zo ver af van wie ik dacht te zijn. En tegelijkertijd voelt het zo dichtbij. Misschien wel alsof ik een kanariegele jurk aantrek waar ik vol afschuw naar kijk in de winkel. Na wat aarzeling trek ik de jurk toch aan. Als ik voor de spiegel sta, blijkt de jurk voor mij gemaakt te zijn. Terwijl geel absoluut niet mijn kleur is. Of misschien toch wel… Niets is wat het lijkt.